Richtingsaanwijzers knipperen naar de juiste richting
Richtingsaanwijzers of knipperlichten dienen, zoals de naam het zelf zegt, om aan te duiden dat je met je voertuig van richting verandert. De kleur is meestal oranje, maar vooraan mogen de richtingsaanwijzers ook wit zijn en achteraan rood. De snelheid van het knipperen van de lichten moet gelegen zijn tussen 60 en 120 keer per minuut.
Pijltjes op je dashboard

De richtingsaanwijzers worden aangeduid met groene pijltjes. Eentje wijst naar links terwijl de andere naar rechts wijst!
Tip: Vermits de richtingaanwijzers ’s nachts, bij helder weer, van op ten minste 150 m afstand, en overdag van op ten minste 20 meter afstand zichtbaar moeten zijn, zorg je er best voor dat al je lichten altijd vrij zijn van modder of sneeuw!

Wanneer je op de pechstrook in panne staat of als er voor je een gevaarlijke verkeerssituatie optreed kan je alle richtingsaanwijzers laten knipperen door de rode gevaar driekhoek op je dashboard in te drukken.
Meestal bevindt de schakelaar voor het parkeerlicht zich op dezelfde plaats als die van de richtingsaanwijzers. Als je auto geparkeerd is zal in plaats van het oranje pinklicht echter het witte parkeerlicht worden ontstoken!