Parkeerlicht want je wagen staat in het donker
Het parkeerlicht dient om duidelijk aan te tonen dat er een geparkeerde wagen is. Het is zowiezo verplicht je parkeerlichten te onsteken als je bij slecht weer of ’s nachts op de rijbaan bent geparkeerd. Maar als de straatverlichting voldoende is om je wagen vanop een afstand van 100 m aan te duiden is het niet verplicht.
Geen standlicht maar soms toch ook wel
De parkeerlichten mogen de standlichten vervangen onder speciale voorwaarde, namelijk (a) binnen de bebouwde kom, (b) als het voertuig parallel staat met de rijbaan en (c) als de parkeerlichten individueel kunnen gebruikt worden zodat je het parkeerlicht het dichtst tegen de as van de rijbaan kan ontsteken. Er moet aan de drie voorwaarde voldaan worden vooraleer je standlichten mag vervangen door parkeerlichten! Buiten de bebouwde kom moet je echter altijd je standlichten gebruiken indien de zichtbaarheid minder is dan 200 m.
Tip: Het verschil tussen standlichten en de parkeerlichten schept meestal voor verwarring. Algemeen geldt echter dat bij het ontsteken van je standlichten vooraan twee witte of gele lichten branden en achteraan de twee rood gekleurde achterlichten te zien zijn, terwijl tegelijkertijd ook je nummerplaatverlichting oplicht.
De kleur van de parkeerlichten moet wit of oranje zijn aan de voorkant en moet rood of oranje aan de achterzijde van je wagen.
Een P als symbool voor het Parkeerlicht

De parkeerlichten worden aangeduid met een P (van het engelse Parking) waaruit 3 uit elkaar lopende lijnen schijnen. Deze duiden net zoals bij de standlichten aan dat het parkeerlicht dient om de breedte van je auto aan te duiden aan de andere weggebruikers.
Meestal kan je het parkeerlicht ontsteken door gebruik te maken van de schakelaar voor je richtingsaanwijzers wanneer je geparkeerd staat.